wederziet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·der·ziet

Werkwoord

vervoeging van
wederzien

wederziet

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wederzien
    • ... dat jij wederziet. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wederzien
    • ... dat hij wederziet. 

Gangbaarheid