wederkeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·der·keer

Werkwoord

vervoeging van
wederkeren

wederkeer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wederkeren
    • ... dat ik wederkeer. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be