wattig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wat·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van watten met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wattig wattiger wattigst
verbogen wattige wattigere wattigste
partitief wattigs wattigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wattig [1]

  1. met eigenschappen die lijken op die van watten
  2. suf gevoel in het hoofd
    • Want oh, wat verafschuwde ik de momenten waarop de chemo’s mijn brein tot chocolademousse verheven. Dat wattige, onwerkelijke, die vergeetachtigheid en de plotselinge zoektocht naar woorden die mij doorgaans bepaald niet ontbreken. [2] 
    • Wanneer we ernstig zieken van nabij meemaken, beseffen we hoe kwetsbaar ons bestaan is en gaan we beter op onszelf letten: heb ik nog dezelfde spierkracht? Slaat mijn hart over? Is de kleur van mijn ontlasting normaal? Dat werkt nervositeit in de hand en leidt tot lichamelijke angstreacties zoals een verhoogde hartslag, duizeligheid, een wattig hoofd, trillen of diarree. [3] 

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf ODETTE SCHOONENBERG 08 jul. 2015 Een finishlijn vol onwetendheid
  3. De Telegraaf 29 aug. 2015 Bang voor ernstige ziekte
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be