watteren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  watteren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• wat·te·ren

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
watteren	watteerde	gewatteerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

watteren

1. opvullen met watten

Vertalingen

    1. opvullen met watten   

Duits: wattieren (de) Engels: wad (en), quilt (en)

Frans: ouatter (fr) Spaans: acolchar (es)

Gangbaarheid

• Het woord watteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "watteren" herkend door:

58 %	van de Nederlanders;
58 %	van de Vlamingen.