watscht

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • watscht

Werkwoord

watscht

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van watsche

watscht

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van watsche

watscht

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van watsche
Vervoeging
  • De verschillende woordvormen zijn gebaseerd op regionale afwijkingen.
    • dihr / der watscht
    • ihr / er hockt watscht
Synoniemen