waterspuwer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: waterspuwer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- wa·ter·spu·wer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van water zn en spuwer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waterspuwer | waterspuwers |
verkleinwoord | waterspuwertje | waterspuwertjes |
Zelfstandig naamwoord
de waterspuwer m
- (bouwkunde) korte buis aan het einde van de dakgoot voor het afvoeren van regenwater
- (bouwkunde) bouwornament ter verfraaiing van het einde van de goot
- ▸ De gewelfde ingang werd bewaakt door leeuwenkoppen, met daarboven bizarre waterspuwers met puntige oren en monden als trompetten.[1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord waterspuwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waterspuwer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be