waternood

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·nood
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waternood waternoden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de waternoodm

  1. situatie waarbij er een tekort is aan (drink)water
     Twente worstelt met waternood: Er moet op korte termijn een oplossing komen voor het dreigende tekort van 5 tot 7 miljoen kuub drinkwater per jaar in Twente. De provincie Overijssel wijst daarom voor eind dit jaar nieuwe locaties in Twente aan voor waterwinning.[2]
  2. zeer nodig moeten urineren; hoge nood
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Twente worstelt met waternood” (18-07-2016), Tubantia