wastijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • was·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wastijd wastijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wastijdm

  1. de tijdsduur die nodig is voor het schoonmaken van weefsel
    • Met zeep, persil en heet water konden huisvrouwen wassen en bleken tegelijk, maar voor een redelijk resultaat was nog altijd zeer veel tijd en energie vereist. Hoe kon men die terugdringen? In het wasproces dragen vier factoren min of meer onafhankelijk tot het eindresultaat bij: chemie, tijd, temperatuur en beweging. Omdat men graag zowel de wastijd, de temperatuur als het schrobwerk wilde terugdringen, lag de enige uitweg in een verbetering van de chemie. [2] 
    • In totaal levert het terugwinnen van warmte en zeep 112.000 gulden per jaar op. De investering bedraagt, aldus Brasser, ruwweg 250.000 gulden. ``Houden we ook rekening met de exploitatiekosten, onder meer extra arbeid, filters en wat dies meer zij, dan verdient de installatie zich in circa vier jaar terug.' En dat is volgens Brasser een alleszins acceptabele `pay back'-periode, waarmee een investering in een terugwin-installatie nu al te rechtvaardigen is. ``Bovendien mag je waarschijnlijk extra voordelen verwachten van het recyclen van de oppervlakte-actieve stoffen. Zo kan er meer zeep worden gebruikt, waardoor de wastijd wordt verkort en de capaciteit van de wasbuis wordt verhoogd van 2.000 naar bijvoorbeeld 2.200 ton per jaar. Dat levert extra financieel voordeel op.' [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen