warmdraaide

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • warm·draai·de

Werkwoord

vervoeging van
warmdraaien

warmdraaide

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van warmdraaien
    • ... dat ik warmdraaide. 
    • ... dat jij warmdraaide. 
    • ... dat hij, zij, het warmdraaide. 

Gangbaarheid