ware

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·re

Bijvoeglijk naamwoord

ware

  1. verbogen vorm van de stellende trap van waar
    • Die insecten zijn een ware plaag. 

Werkwoord

vervoeging van
zijn

ware

  1. aanvoegende wijs verleden tijd van zijn
    • De auto auto zweeft als het ware over de weg. 
    • Hij werd onthaald als ware hij de koning in eigen persoon. 
     Ik liep als het ware met een rasp in mijn achterste (chafing noemen ze dat in Amerika) wat verschrikkelijk veel pijn deed, het was alsof ik in brand stond.[1]

Werkwoord

vervoeging van
waren

ware

  1. aanvoegende wijs van waren

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

Bijvoeglijk naamwoord

ware

  1. attributieve vorm van waar


Engels

enkelvoud meervoud
ware wares

Zelfstandig naamwoord

ware

  1. waar, goed
Hyponiemen