wapenstok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

wapenstok
Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·pen·stok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wapenstok wapenstokken
verkleinwoord wapenstokje wapenstokjes

Zelfstandig naamwoord

de wapenstokm

  1. slagwapen in gebruik bij de politie
    • “Bijna tweehonderd man is in Rotterdam opgepakt, een grote groep op de plek waar ze net uit de bus waren gekomen, en met flink wat geweld - wapenstokken en vuisten.” [2] 
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Niels Posthumus 13 februari 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be