wannen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen
Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wannen
wande
gewand
zwak -d volledig

Werkwoord

wannen

  1. overgankelijk graan zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen of te laten vallen
    • Zij wannen het graan nog op ouderwetse wijze. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de wannenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wan

Gangbaarheid

22 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen