wankelden
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wan·kel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wankelen |
wankelden
- meervoud verleden tijd van wankelen
- Wij wankelden.
- Jullie wankelden.
- Zij wankelden.
- Wij wankelden.