wanen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich verbeelden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wanen
waande
gewaand
zwak -d volledig

Werkwoord

wanen

  1. wederkerend zich ~: zich iets inbeelden wat niet waar is; een onterechte veronderstelling
    • Hij waande zich in de zevende hemel. 
    • Het voetbalteam waande zich veilig na de 2-0 voorsprong. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de wanenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waan

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen