walnoot

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wal·noot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord walnoot walnoten
verkleinwoord walnootje walnootjes

Zelfstandig naamwoord

walnoot v/m

  1. (plantkunde), (fruit) de vrucht van de gewone walnoten- of okkernotenboom (Juglans regia).
    • De walnoot past ook erg goed in verschillende kaassauzen voor over de pasta.[3] 
    • Dit hapje is wel heel erg lekker en echt een van mijn favorieten. Ik dacht zelfs dat ik het zelf had uitgevonden, haha, maar dat bestaat niet in de kokerij. De walnoten komen nu van de bomen. Op zijn allerlekkerst. Eigenlijk zou iedere Nederlanders een eigen walnootboom moeten hebben. Gezonder kan bijna niet. Drie, vier walnoten per dag en iedere dag een dag jonger. Deze is bedoeld op een crostini maar geef het bijvoorbeeld eens bij een varkenshaasje… [4] 
  2. een boom die walnoten als vruchten draagt
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen