wadloper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[2] wadloper een type trein
Uitspraak
Woordafbreking
  • wad·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wadloper wadlopers
verkleinwoord wadlopertje wadlopertjes

Zelfstandig naamwoord

wadloper m [1]

  1. iemand die over de wadden loopt als het eb is
    • De tocht start in de haven van Lauwersoog. Hier schepen de deelnemers in voor een tochtje over het Wad. Na ongeveer een uurtje varen worden de wadlopers afgezet op de zandplaat Brakzand, midden op het Wad. Vanaf hier begint de drie uur durende wadlooptocht naar het eiland Schiermonnikoog.[2] 
    • Zeehonden krijgen steeds eerder jongen volgens Ecomare. Dat komt waarschijnlijk door het grote voedselaanbod in de Waddenzee, die steeds schoner wordt. Vroeger lag de geboortepiek rond half juli, maar de laatste jaren worden ruim 1 maand eerder al veel zeehondenpups gezien. „Precies in de tijd dat de meeste jachten en wadlopers op het wad zijn”, aldus Ecomare.[3] 
  2. een type dieseltrein
    • Doen de dieseltjes vervolgens een enkeltje naar de Hoogovens in IJmuiden? Nee, zegt NS. Er lopen onderhandelingen met Roemenië. Dit land wil de treinen kopen, zoals ze ooit onze Wadlopers kochten. Er zijn er al een paar verkocht, in januari worden de onderhandelingen afgerond over 'de meeste anderen'.[4] 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen