wachtruimte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

wachtruimte
Uitspraak
Woordafbreking
  • wacht·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtruimte wachtruimten
wachtruimtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wachtruimtev [1]

  1. deel van een gebouw waar men kan plaatsnemen totdat men aan de beurt is
     Katie is er eerder dan de ambulance. Bij de balie van de spoedeisende hulp informeert ze wanneer haar moeder verwacht wordt. De receptionist kijkt op zijn computerscherm. 'De aanrijtijd van de ambulance is een minuut of twintig. U kunt in de wachtruimte plaatsnemen en koffie uit de automaat pakken.'Hij opent de schuifdeuren.[2]
     "We gaan nu weer terug naar hetzelfde niveau van twee weken geleden, toen er 680 mensen in de noodopvang en 160 mensen in IND-kantoren en wachtruimte zaten", zei Velema. Op dat moment moesten asielzoekers slapen op onder meer stoelen.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron “Vanavond geen oplossing meer voor overvolle noodopvang Ter Apel” (DI 19 OKTOBER 2021), NOS