waakhoogte

Uit WikiWoordenboek
waakhoogte

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waak·hoog·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord waakhoogte waakhoogtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de waakhoogtem

  1. (waterbeheer) De benodigde extra hoogte tussen het ontwerppeil en de daadwerkelijke hoogte van de waterkering ter voorkoming van overslag door golven en voor extra zekerheid tegen overstromen.
     De hoogte, die men aan de rivierdijken geeft boven den hoogst bekenden stand wordt gewoonlijk aangeduid als overhoogte of waakhoogte. Die waakhoogte moet de kans op overschrijding van den hoogst bekenden stand bij open rivier en bij het ontstaan van ijsdammen opvangen, benevens de golfoploop en het ondicht zijn van de bovenlaag van de kruin door mollengangen, muizegaten, wormgaten, wegverharding enz.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Huitema,T
    “Dijken langs zee, rivieren en kanalen” (1947), Kosmos, p. 187