waait af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waait af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afwaaien

waait (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwaaien
    • Jij waait af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afwaaien
    • Hij waait af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afwaaien
    • Waait af! 

Gangbaarheid