waaiert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waai·ert

Werkwoord

vervoeging van
waaieren

waaiert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waaieren
    • Jij waaiert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waaieren
    • Hij waaiert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van waaieren
    • Waaiert!