vwo'er
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vwo·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vwo'er | vwo'ers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vwo'er m
- scholier die op het vwo zit; iemand die het vwo heeft gevolgd
- Examenleerlingen op het vwo met een slecht gemaakte rekentoets hoeven niet te vrezen voor hun diploma. De rekentoets telt definitief niet mee voor het eindexamen van vwo’ers komend voorjaar, zegt minister Arie Slob voor Voortgezet Onderwijs.[1]
- Het aantal inschrijvingen aan universitaire opleidingen is dit collegejaar verder opgelopen, tot bijna 265.000 studenten. Dat is een stijging van 2,6 procent. Vooral meer vwo'ers gingen naar de universiteit. Van de vwo-gediplomeerden besluit driekwart direct naar de universiteit door te stromen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord vwo'er staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vwo'er" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf 15 dec. 2017 Rekentoets vwo'er telt definitief niet mee
- ↑ de Telegraaf 30 jan. 2017 Meer inschrijvingen universiteiten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be