vuurde af
Uiterlijk
- vuur·de af
vervoeging van |
---|
afvuren |
vuurde af
- enkelvoud verleden tijd van afvuren
- Ik vuurde af.
- Jij vuurde af.
- Hij, zij, het vuurde af.
- Ik vuurde af.
- Het woord vuurde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.