vruchtwater

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrucht·wa·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vruchtwater vruchtwaters
verkleinwoord vruchtwatertje vruchtwatertjes

Zelfstandig naamwoord

het vruchtwatero

  1. het vocht dat de ongeboren vrucht omgeeft
  2. (biologie) inhoud van de cellen van een vrucht.
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be