vroom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vroom
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vroom vromer vroomst
verbogen vrome vromere vroomste
partitief vrooms vromers -

Bijvoeglijk naamwoord

vroom

  1. (religie) godsdienstig in opvatting en manier van leven
     De tweede werd geboren in de zesde eeuw. Eigenlijk was hij een zeer eenvoudige monnik, die later abt werd van het klooster in Myra. Een bijzonder vrome man, die door zijn gebed de mensen kon genezen. Hij overleed op 10 december van het jaar 564.[4]
     Heiligen zijn gewone mensen die een vroom en voorbeeldig leven hebben geleid. Als ze door de Kerk heilig zijn verklaard, bevinden ze zich dicht bij God en kunnen een goed woordje bij Hem doen. Gelovige katholieken bidden op hun voorspraak en hopen dat door die tussenkomst hun gebed wordt verhoord.[5]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen