vroegmaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vroeg·maal

Werkwoord

vervoeging van
vroegmalen

vroegmaal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vroegmalen
    • Ik vroegmaal. 
  2. gebiedende wijs van vroegmalen
    • Vroegmaal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vroegmalen
    • Vroegmaal je?