vrind

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrind
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrind vrinden
verkleinwoord vrindje vrindjes

Zelfstandig naamwoord

de vrindm

  1. verbastering van vriend (vooral gebruikt in deftige kringen)
    • Kroes vervolgt: „Nadat ik afgelopen zomer gestalkt was, zei mijn zoon, die in Amerika woont: ‘Als je nu geen actie onderneemt en een appartement zoekt, dan laat ik je opsluiten.’ En toen vond ik via een vrind een appartement met een afgesloten oprit en een doorman, vlak bij het Museumplein.”[1] 
    • Mijn in het zakenleven geslaagde vrindjes gaan liever golfen en voor een beroep op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid tonen zij zich doof. Meer geld voor minder volksvertegenwoordigers zou wel een goed idee kunnen zijn. Dan slaan we meerdere vliegen in een klap.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
16 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 07 jul. 2017
  2. de Telegraaf 04 jan. 2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be