vraagvorm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vraag·vorm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vraagvorm vraagvormen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vraagvormm

  1. (taalkunde) een zin die een vraag inhoudt
    • Hebben die leescijfers, die overigens ook in real-time worden geprojecteerd op een scherm in het midden van de redactie, ons wat geleerd over het leesgedrag van de NRC-lezer? Zeker. Ze vertelden ons het voorbije jaar dat de belangstelling voor dossiers als Trump, Oekraïne en Brexit nog veel groter was dan velen op de redactie vermoedden; ze toonden hoe geliefd een stuk is dat gegoten wordt in een ‘vraagvorm’. [2] 
    • Bij Zijn onderwijs gebruikt Christus de vraagvorm: „Wie zeggen de mensen, dat Ik de Zoon des mensen ben?” De vraag ontlokt Petrus de diepe en kostbare belijdenis: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!” [3] 
  2. een manier hoe men een vraag stelt op een examen
    • Geschiedenisdocent Jan Maarten de Wit is heel positief over de verandering in het soort vragen die hij sinds kort ziet. “Er was bijvoorbeeld altijd een stelopdracht bij. Leerlingen moesten een betoog schrijven op basis van een aantal historische gegevens die ze kregen. Die vraagvorm kwam je daarna in allerlei andere schoolexamens ook tegen en dan gaan leerlingen er beter op scoren, het wordt een trucje. Die opdracht verdwijnt nu uit het geschiedenisexamen van 2007, er komen nieuwe vragen die historisch inzicht toetsen voor in de plaats.” [4] 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Peter Vandermeersch 5 januari 2017 Waarom NRC meet wat u leest
  3. Reformatorisch Dagblad Prof. dr. A. Baars 26-03-2012 Belijden veronderstelt zelfverloochening
  4. NRC Derk WaltersMarlies Hagers 12 mei 2007 Niveaudaling ja of nee
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be