vospaard

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vos·paard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vospaard vospaardje
vospaarden
verkleinwoord vospaardjes

Zelfstandig naamwoord

het vospaardo [1]

  1. (paardrijden) een roodbruin gekleurd paard
     Hij wist dit en daarom wachtte hij met meer geduld op wat komen ging dan zijn paarden (vooral geduldiger dan het bijdehandse vospaard, Sokol, dat onrustig met zijn voet krabde en op het bit kauwde).[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen