vorsten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vor·sten
Zelfstandig naamwoord
de vorsten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vorst
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vorsen |
vorsten
- meervoud verleden tijd van vorsen
- Wij vorsten.
- Jullie vorsten.
- Zij vorsten.
- Wij vorsten.