voos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | voos | vozer | voost |
verbogen | voze | vozere | vooste |
partitief | voos | vozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
voos [3]
- zonder stevigheid (van vlees), sponsig
- zonder innerlijke kracht, waardeloos
- immoreel
- Kent u de bond tegen alles wat vies en voos is?
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vozen |
voos
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
- Ik voos.
- gebiedende wijs van vozen
- Voos!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vozen
- Voos je?
Gangbaarheid
- Het woord voos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voos" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "voos" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ voos op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be