voorzit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·zit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorzitten |
voorzit
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzitten
- ... dat ik voorzit.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzitten
- ... dat jij voorzit.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorzitten
- ... dat hij voorzit.