voorwoord
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·woord
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘woord vooraf’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
- samenstelling van voor en woord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwoord | voorwoorden |
verkleinwoord | voorwoordje | voorwoordjes |
Zelfstandig naamwoord
het voorwoord o
- een persoonlijk getinte tekst vooraf in een boek e.d., meestal bedoeld als inleiding
- Zoals het voorwoord stelt.
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord voorwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voorwoord" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.