voorwoord

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·woord
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘woord vooraf’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
  • samenstelling van  voor  en  woord 
enkelvoud meervoud
naamwoord voorwoord voorwoorden
verkleinwoord voorwoordje voorwoordjes

Zelfstandig naamwoord

het voorwoordo

  1. een persoonlijk getinte tekst vooraf in een boek e.d., meestal bedoeld als inleiding
    • Zoals het voorwoord stelt. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen