voorwerk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·werk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwerk | voorwerken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het voorwerk o
- voorbereidende activiteiten
- Als je al het voorwerk goed gedaan hebt hoef je op de dag zelf niet zo te stressen.
- deel van een vesting dat buiten de hoofdwal en de glacis ligt maar nog wel kan profiteren van ondersteunend vuur
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorwerken |
voorwerk
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorwerken
- ... dat ik voorwerk.
Gangbaarheid
- Het woord voorwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voorwerk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be