voorverwarmt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ver·warmt

Werkwoord

vervoeging van
voorverwarmen

voorverwarmt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorverwarmen
    • ... dat jij voorverwarmt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorverwarmen
    • ... dat hij voorverwarmt.