voortdoet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voort·doet

Werkwoord

vervoeging van
voortdoen

voortdoet

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortdoen
    • ... dat jij voortdoet. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortdoen
    • ... dat hij voortdoet. 

Gangbaarheid