Naar inhoud springen

voorspellen

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • voor·spel·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorspellen
voorspelde
voorspeld
zwak -d volledig

voorspéllen

  1. overgankelijk een uitspraak doen over toekomstige gebeurtenissen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorspellen
spelde voor
voorgespeld
zwak -d volledig

vóórspellen

  1. overgankelijk letter voor letter laten horen hoe een woord wordt geschreven
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]