vooroverbuigen
Uiterlijk
- voor·over·bui·gen
- samenstelling van voorover bw en buigen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vooroverbuigen |
boog voorover |
voorovergebogen |
klasse 2 | volledig |
vooroverbuigen
- inergatief in voorwaartse richting een buiging maken
- Hij boog voorover en raapte het op.
- wederkerend zich in voorwaartse richting buigen
- Zij boog zich voorover en dat trok de aandacht van de werklui.
- ▸ Toen ik me vooroverboog om mijn ene natte kous uit te trekken, werd de stilte in de ruimte verbroken door een diepe zucht, alsof er een steen in een vijver werd geworpen. Ik bevroor in mijn bewegingen en kreeg kippenvel op mijn armen.[1]
- overgankelijk iets in voorwaartse richting buigen
- Het blad was een beetje voorovergebogen om het geheel wat stabieler te maken.
- Het woord vooroverbuigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal