voornamen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·na·men

Zelfstandig naamwoord

de voornamenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voornaam

Werkwoord

vervoeging van
voornemen

voornamen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voornemen
    • ...dat wij voornamen. 
    • ...dat jullie voornamen. 
    • ...dat zij voornamen.