voorkamer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorkamer voorkamers
verkleinwoord voorkamertje voorkamertjes

Zelfstandig naamwoord

de voorkamerv / m

  1. een kamer aan de voorkant van een huis of woning
    • De voorkamer werd van nieuwe vloerbedekking voorzien. 
     In de voorkamer stond een antiekrode leren chesterfieldfauteuil zij aan zij met een Louis xv -zetel die was voorzien van een oudroze fluwelen bekleding met een rozenmotief, en een voetbankje in ongeveer dezelfde kleur naast een prachtige achttiende-eeuwse salontafel met elegant houtsnijwerk.[1]
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be