voorgeeft

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·geeft

Werkwoord

vervoeging van
voorgeven

voorgeeft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgeven
    • ... dat jij voorgeeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorgeven
    • ... dat hij voorgeeft.