voorbijkomt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·bij·komt

Werkwoord

vervoeging van
voorbijkomen

voorbijkomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijkomen
    • ... dat jij voorbijkomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijkomen
    • ... dat hij voorbijkomt. 

Gangbaarheid