voorband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

controleren van de voorband van een motorfiets
Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voorband voorbanden
verkleinwoord voorbandje voorbandjes

Zelfstandig naamwoord

de voorbandm

  1. band aan het voorwiel van een voorwiel van een voertuig
    • “Heel stom. Mijn engineer had me nog zo verteld dat ik in de eerste twee rondjes geduld moet hebben met de harde voorband. Toch nam ik de tijd niet en ging zo hard mogelijk. Daarom was ik boos op mezelf dat ik zo eigenwijs was geweest.[1] 
    • Van der Mark maakte een ijzersterke indruk door zich na een perfecte start vanaf P12 meteen bij de kopgroep te voegen. De Rotterdammer had voor een zachtere compound voorband gekozen, waar Lowes voor de iets hardere rubbersamenstelling voor de voorband opteerde.[2] 
    • De Swapfiets, herkenbaar aan de blauwe voorband, rukt op. Dagelijks melden zich 90 à 100 nieuwe abonnees, vorige week werd de 20.000ste verwelkomd. Vorige week opende Swapfiets een vestiging in Arnhem, de twaalfde stad waar het bedrijf actief is. Deze week volgt Den Haag, half december Breda.[3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 11 nov. 2017
  2. de Telegraaf 04 nov. 2017
  3. NRC Mark Duursma 5 december 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be