volstrekte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: volstrekte (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vol·strek·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volstrekken |
volstrekte
- enkelvoud verleden tijd van volstrekken
- Ik volstrekte.
- Jij volstrekte.
- Hij, zij, het volstrekte.
- Ik volstrekte.
- verbogen vorm van volstrekt, voltooid deelwoord van volstrekken
Bijvoeglijk naamwoord
volstrekte
- verbogen vorm van de stellende trap van volstrekt