vollerij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·le·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vollerij vollerijen
verkleinwoord vollerijtje vollerijtjes

Zelfstandig naamwoord

de vollerijv

  1. dronkenschap, roes
  2. (textielindustrie) bedrijf waar men wol vervilt
Synoniemen

Gangbaarheid

23 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen