volhielden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·hiel·den

Werkwoord

vervoeging van
volhouden

volhielden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van volhouden
    • ...dat wij volhielden. 
    • ...dat jullie volhielden. 
    • ...dat zij volhielden.