volbouwde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vol·bouw·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volbouwen |
volbouwde
- enkelvoud verleden tijd van volbouwen
- Ik volbouwde.
- Jij volbouwde.
- Hij, zij, het volbouwde.
- Ik volbouwde.
- verbogen vorm van volbouwd, voltooid deelwoord van volbouwen
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
volbouwen |
volbouwde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van volbouwen
- ... dat ik volbouwde.
- ... dat jij volbouwde.
- ... dat hij, zij, het volbouwde.
- ... dat ik volbouwde.