voetspoor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voet·spoor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voet en spoor [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetspoor | voetsporen |
verkleinwoord | voetspoortje | voetspoortjes |
Zelfstandig naamwoord
- spoor of reeks van sporen dat een voet nalaat
- ▸ ‘Ik ga wel eerst,’ zei Claude rustig terwijl hij stapje voor stapje in het door eerdere hikers gemaakte voetspoor naar de overkant liep.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord voetspoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voetspoor" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ voetspoor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be