voetbank
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voet·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetbank | voetbanken |
verkleinwoord | voetbankje | voetbankjes |
Zelfstandig naamwoord
- een verhoginkje waarop je de voeten kunt laten rusten als je op een stoel of bank zit
- ▸ In de voorkamer stond een antiekrode leren chesterfieldfauteuil zij aan zij met een Louis xv -zetel die was voorzien van een oudroze fluwelen bekleding met een rozenmotief, en een voetbankje in ongeveer dezelfde kleur naast een prachtige achttiende-eeuwse salontafel met elegant houtsnijwerk.[4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord voetbank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voetbank" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 28 JANUARI 2006 Nieuwe schragen voor oude designreus
- ↑ de Standaard 10 SEPTEMBER 2005 BRUSSEL DESIGNSTAD. De primeurs
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be