vocabulaire
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vocabulaire (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vo·ca·bu·lai·re
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘woordenboek, woordenschat’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- van het Franse 'vocabulaire' [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vocabulaire | vocabulaires |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- vertalende of verklarende woordenlijst, woordenboek
- woordenschat
Synoniemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord vocabulaire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vocabulaire" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "vocabulaire" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vocabulaire op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be