vloeide af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vloei·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvloeien

vloeide af

  1. enkelvoud verleden tijd van afvloeien
    • Ik vloeide af. 
    • Jij vloeide af. 
    • Hij, zij, het vloeide af. 


Gangbaarheid